Taalfilosofie | ||
Als ik een woordgebruik' zei Hupty Dumpty 'betekent het precies wat ik wil dat het betekent- niet meer en niet minder.' De vraag is 'zei Alice 'of je woorden zoveel dingen kunt laten betekenen'. 'De vraag is '' zei Humpty Dumpty 'wie er de baas is; daar gaat het om.' [Lewis Carroll cit: Dennett (1991)p436] | ||
Taal is zonder twijfel ons belangrijkste communicatiemiddel. Het hoofdthema van de taalfilosofie in deze sectie is de relatie tussen taal en betekenis. Andere aspecten van taal die filosofisch beschouwd kunnen worden zijn: de evolutie van taal, de relatie taal en cultuur, de relatie tussen taal en denken, de relatie tussen taal en communicatie en tenslotte (?) de beperkingen van Taal en Taalgebruik. | ||
In al deze beschouwingen komt de vraag aan de orde: 'hoe komt het dat zoiets complex als taal zo efficiënt kan werken'? |
Er zijn twee hoofdbenaderingen in de taalfilosofie te onderscheiden namelijk:
Hoewel er waarschijnlijk altijd een kloof zal blijven bestaan, kunnen we constateren dat de twee benaderingen met name de laatste decennia naar elkaar toegroeien. Zo worden in de formele taalfilosofie functies toegevoegd om modaliteit en temporele informatie aan te geven. In de meer algemene taalfilosofie worden zaken gedetaileerder geanalyseerd. Daarnaast is er meer aandacht voor de relatie met cognitieve processen.
Deze sectie gaat verder in op de benadering vanuit communicatie en betekenis (De
belangrijkste benadering vanuit de syntax is weergegeven in de sectie
structuralisme).
Er is in de loop van de tijd maar met name in de laatste
anderhalve eeuw een breed spectrum aan theorieën ontstaan over de relatie
taal en betekenis en het lijkt erop dat er niet één enkelvoudige theorie
is die alle aspecten kan verklaren. Dit komt onder meer doordat deze theorieën
zich slechts focusseren op twee hoofdelementen. De hoofdelementen die aan de
orde
moeten komen zijn naast Taal: het Denken, de Werkelijkheid en het
Discours / Domein ofwel de gebruiksomgeving, waarin de
taal op dat moment gebruikt wordt. Het belang van de gebruikersomgeving wordt duidelijk door de verschillende omschrijvingen van een woord te bekijken in verschillende wetenschappen / omstandigheden ![]() Daarnaast is er sprake van wijziging of detaillering van een betekenis gedurende een communicatieproces. Deze dynamische betekenis is wat ik hier aangeef met het 'Discours'. |
Dit diagram is geïnspireerd door de driehoek die [Stokhof 2000] gebruikt. Toevoeging van Discours/Domein maakt het model bruikbaar als illustratie voor deze sectie |
Verschillende taalfilosofische theorieën richten zich op verschillende relaties tussen deze hoofdelementen: | |
Het mentalisme richtte zich vooral op de relatie tussen Taal en Denken. Dit concept is al door Aristoteles beschreven en is tot eind van de 19de eeuw dominant gebleven. Hij stelde dat de taal symbolen zijn van mentale ervaring en die ervaringen zijn voor alle mensen hetzelfde. Het mentalisme kan daardoor gecombineerd worden met verschilllende kentheoriën. De realisatie van de gemeenschappelijke betekenis voor taalgebruikers wordt daarmee echter onvolledig ingevuld. Dit concept raakte op de achtergrond doordat de taalfilosofie zich ook ging bezig houden met de relatie tot de wereld. |
![]() ![]() |
De extentionele- en de intensionele semantiek zijn er op gericht de psychologische aspecten (gerelateerd aan het denken) te vermijden en richten zich op de betekenis als relatie tussen Taal en Wereld. |
![]() |
Frege geeft de aanzet tot een benadering die zich richt op de relatie Taal en Wekelijkheid. Hij komt hietoe door de observatie dat verschillende taal uitingen enerzijds eenzelfde betekenis hebben - zoals 'vijf', 5, V, '2+3' etc. - en anderzijds verschillende taal uitingen op een inhoudlijk andere wijze naar eenzelfde zaak in de werkelijkheid kunnen refereren. Het bekende voorbeeld hiervan is 'de morgenster' en de 'avondster' verwijzen beide naar de planeet Venus. Toch kan men niet zeggen dat ze precies dezelfde betekenis hebben. Frege introduceerde daarom een tussenstap: de Betekenis van taalelementen (Frege noemt dat 'Sinn'). De betekenis is de basis voor een Verwijzing naar iets in de werkelijkheid (de verwijzing noemt Frege 'Bedeutung') |
|
De Intentionele semantiek
richt zich op de communicatie aspecten vanuit de relatie taal en denken. De eerste aanzet voor deze benadering komt van Wittgenstein nadat in zijn Tractatus de beperkingen van een formele taalanalyse waren gebleken, laat hij in zijn latere werk (veelal aangeduid met Wittgenstein II) aan de hand van veel voorbeelden zien dat de betekenis van taaluitingen begrepen moeten worden vanuit hun gebruik [Wittgenstein 1945/63]. Daarmee verschuift het accent in de relatie 'taal en betekenis' van woorden en zinnen naar context. Deze benadering van taalgebruik is na Wittgenstein systematisch uitgewerkt met name door H.Paul Grice. Hij merkte daarbij op dat bij het taalgebruik in de praktijk de betekenis dikwijls niet overeeneen komt met met de letterlijke betekenis. Deze benadering wordt aangeduid met Pragmatiek. Bij deze benadering wordt de relatie met de wereld niet (duidelijk) meegenomen. |
![]() Bij de intentionele semantiek ligt het accent op de intentie van de spreker zich te richten op de hoorder Pragmatiek |
Submaximes van het Coöperatie-principe | |||
Het Cooperatie-principe kan verder uitgewerkt worden in algemene gedragsregels die op basis van dit principe in het algemeen worden gehanteerd. Deze regels zijn zowel beschrijvend als normatief voor een goed gesprek . | Kwaliteit: | Zeg niets waarvan je weet dat het onwaar is. | |
Zeg niets waarvoor je geen evidentie hebt. | |||
Kwantiteit: | Maak je bijdrage zo informatief als nodig. | ||
Maak je bijdrage niet informatiever dan nodig. | |||
Wijze: wees helder |
Vermijd onduidelijkheid. | ||
Vermijd ambiguïteit. | |||
Wees kort. | |||
Wees ordelijk. |
Een deel van de inhoud die een spreker overdraagt wordt overgebracht op grond van de aanname dat de spreker zich houdt aan het Coöperatieve principe.
Grice definieert conversationele implicaturen als implicaties in een conversatie die essentieel verbonden zijn met een uitspraak en daarmee informatie overdragen die niet samenvallen met de letterlijke betekenis van die uitspraak als volgt: | Definitie conversationele implicatuur: |
Van een persoon die door te zeggen ‘dat p’ heeft geïmpliceerd ‘dat q’ kan gezegd worden dat hij conversationeel q geïmpliceerd heeft mits: 1. aangenomen mag worden dat hij de conversationele maximes of tenminste het coöperatieve principe volgt 2. de veronderstelling dat hij ervan bewust is dat q is vereist om consistent te zijn met het zeggen van p juist is. 3. de spreker denkt (en verwacht dat de hoorder denkt dat de spreker denkt) dat de hoorder in staat is te begrijpen, of intuïtief begrijpt, dat de veronderstelling van 2 vereist is. |
|
Grice's benadering vertoont gelijkenis met het oudere mentalisme. Echter waar het mentalisme gefocusseerd is op de relatie taal en denken brengt Grice het communicatieve aspect van taal in als hoofdelement. Daarmee worden een aantal beperkingen van het mentalisme opgeheven. Het hier beschreven proces is dus een combinatie van wat hier boven is aangegeven met het Domein en de Discours.
Taalhandelingen
John R. Searle maakt nog duidelijker onderscheid tussen de handeling die we
verrichten in de taaluiting (illocutionaire handeling) en de handeling door
middel van de taaluiting (perlocutionaire handeling). Perlocutionaire handeling
onderscheiden zich met name in die gevallen waarin de natuurlijke betekenis
\vrijwel/ geheel los komt te staan van het doel van de handeling. Bijvoorbeeld
uitingen om iemand aan het schrikken te maken, maar ook vloeken, schelden ed. .
Ook het begroeten met woorden als 'how are you' waarop geen antwoord
verwacht hebben de woorden de functie 'hallo' gekregen. Verdere analyse
van deze perlocionaire handelingen vallen buiten het bestek van deze
filosofietuin.
Op basis van bovenstaande kunnen we komen tot een samengesteld model
![]() |
Toelichting:
Vanuit zijn op informatie overdracht gerichte intentie codeert de Spreker zijn gedachten tot zinnen,dat wil zeggen hij baseert zich op het coöperatie
principe en de conversationele implicaturen (zie concepten van Grice
hierboven). |
Opm: Het denken is in dit model niet
weergegeven alleen het resultaat ervan is het start respectievelijk
eindpunt van het dit proces. Uitgangspunt is hier de zin als onderdeel van het discours: woorden krijgen hun actuele betekenis in de zin, zinnen in het discours dat weer gerelateerd is aan het domein. |
Een
specifieke klasse van Domein talen zijn Metatalen t.o.v. een object taal. Ze
vormen een
belangrijk hulpmiddel om verwarring en paradoxen te onderkennen en te voorkomen
door het onderscheid
tussen verschillende taalniveaus aan te duiden.
Hiermee wordt bedoeld dat we, wanneer we het
over een taal of taalgebruik hebben, dit niet in de zelfde taal (mogen) doen. We
maken dan in zo'n geval gebruik van een Metataal. Wel kunnen in de praktijk de
Objecttaal (de taal waar we het over hebben) en de Metataal de zelfde woorden en
regels hebben. Het onderscheid kan expliciet
nodig zijn om misverstanden en paradoxen te vermijden.
Een
bekende paradox uit de Griekse oudheid illustreert de noodzaak van bovengenoemd
onderscheid:
"Ik
ben een Kretenzer en alle Kretenzers zijn leugenaars" .
Of in een eenvoudiger vorm: "deze zin is onwaar". Als de zin waar is, is hij onwaar, als hij onwaar is, is hij waar.
Als logica of wiskunde uitgelegd worden is het vrij duidelijk dat deze uitleg in
een Metataal gebeurt.
Historie
Het principe
van het onderscheid in taal en metataal is rond 1940 door Tarski geïntroduceerd.
Daarmee werd bovenstaande paradox na twintig eeuwen opgelost. Bovenstaande soort
paradoxen kunnen ontstaan wanneer men in een zin tegelijkertijd in die zin
iets over die zin zegt. Dat wil zeggen het gebruik van taal en de metataal
onvoldoende onderscheidt. Voor die tijd onderkende men wel dat er iets mis ging
maar was het niet duidelijk waarom het misging.
In veel
teksten wordt bovengenoemd onderscheid niet gemaakt. Dikwijls geeft het geen
problemen, toch is het goed het potentiële probleem te kennen,te onderkennen.
Beperkingen van de Taal
Twee belangrijke fundamentele beperkingen van Taal en Taalgebruik kunnen worden onderscheiden:
1. Onze gewone taal en taalgebruik zijn niet eenduidig maar strikte logica of strikt logisch taalgebruik zijn onvoldoende om goed te communiceren zelfs binnen strikte domeinen van wetenschap en filosofie.
Voorbeelden van de gevolgen hiervan zijn onder andere te vinden bij de sectie Paradoxen / vaagheidparadoxen met doorverwijzing naar Fenomenologie en Pragmatisme.
2. Onze kennis is niet alleen 'talige' , en de wijze waarop we communiceren kan
daarom niet alleen talig zijn.
Dit is eenvoudig aan de hand van enkele voorbeelden aan te tonen:
- We herkennen een bekende snel in een grote groep met name aan zijn gezicht. Het is onmogelijk de kenmerken in woorden voor iemand anders te beschrijven met als resultaat een vergelijkbaar herkenningsvermogen.
- Vrijwel het gehele gebied van de cartografie is gebaseerd op de grafische weergave. Het is onmogelijk een kustlijn of een plattegrond van een stad in woorden weer te geven zodanig dat je er zelf
of een ander daar gebruik van kan maken (zie ook de kaart paradox).
- Ook de wetenschappen met name de technische zijn niet mogelijk op basis van alleen talige
informatie met name tekeningen van bv biologische entiteiten, technische constructies,
etc. zijn onmisbaar.
Plato
In de dialoog Cratylus gaat Hermogenus er van uit dat namen zowel voor
mensen als voor zaken tot stand komen op basis van onderlinge afspraak, hij
wijst er daarbij op dat andere volkeren andere woorden gebruiken. In de dialoog
komt hij echter terecht in de bekende Socratische val. Stap voor stap wordt hij
door Socrates overtuigd dat een natuurlijke juistheid in naamgeving
is:
'Het is er mee als de letters, ge weet dat we hun namen
noemen niet de letter zelf, behalve in vier gevallen: de e, u, de korte en lange
o. Voor de andere klinkers en medeklinkers schikken we er andere letters omheen
als we ze noemen maken we er namen van. Maar zolang we er, duidelijk merkbaar,
de eigenschappen van de letter in leggen handelen we op de juiste manier. Neem
bijvoorbeeld de bèta. Ge ziet dat de b helemaal niet te lijden heeft gehad van
de toegevoegde letters.' [Plato IIp118]
Aristoteles over de taal en de betekenis: 'Gesproken klanken zijn symbolen van mentale affecties (affections of the soul) en geschreven tekens zijn synbolen van gesproken klanken. En zoals het schrift niet voor alle mensen hetzelfde is, zo zijn ook de gesproken klanken dat niet. Maar de mentale statussen waarvan deze op de eerste plaats de symbolen zijn, zijn voor alle mensen hetzelfde; en dat waar deze affecties afbeeldingen van zijn - de acuele dingen- zijn ook hetzelfde. Deze zaken zijn behandeld in het welk over de ziel.' (in het Nederlands vertaald vanuit Barnes 1984:16a1,2 p25 )
De benadering van Aristoteles is verder uitgewerkt in het Mentalisme.
Mentalisme
Het mentalisme is de meest intuïtieve benadering van taal - betekenis relatie.
Het mentalisme gaat uit van het volgende schema:
Spreker | Taal | Hoorder | ||
gedachte | ---------> | zin | ---------> | gedachte |
codering | symbool | decodering |
Hoewel rationalisme en empirisme tegenover elkaar stonden wat betreft de fundering van kennis hanteerden ze op dit punt hetzelfde concept.
Vragen bij het mentalisme zijn echter afhankelijk van die kennistheoretische
positie:
Problemen van de empirische positie: | Problemen van de rationalistische positie: | ||
|
|
||
|
|
Bij het mentalisme lag de focus dus op de relatie denken taal. De relatie met de wereld
is afhankelijk van de te kiezen kentheorie. De codering en decodering moet
bepaald worden door een overeenkomst in kennis. Dat maakt communicatie
onmogelijk als de overeenstemming er niet is of zelfs als er geen zekerheid is
over de gemeenschappelijke kennis.
------
Voorbeeld: van Domein afhankelijke betekenissen:
Het woord discours heeft meerdere betekenissen zoals bv in de wikipedia aangegeven:In de Postmoderne filosofie van met name Lyotard wordt de betekenis van
Discours ook weer specifiek ingevuld.
Voorbeeld:
vermenging van Domeinen
Een
bij bovenstaand principe aansluitend voorbeeld is het intrinsiek onjuiste
tegenargument met verwijzing naar een ander Domein/metaniveau: "de werkgevers zeggen dat loonsverhoging slecht is voor de
economie maar
ze zijn gewoon tegen omdat ze meer winst willen maken". Men kan ook zeggen
dat hier een niet ter zake doend tegenargumenten wordt gebruikt. Dat wil niet
zeggen dat het niet waar is maar het is binnen het domein van de discussie over
economische effecten een onjuist argument.