Mijn achtergrond

1961 - 1967 studie technische natuurkunde TU Eindhoven, afstudeer richting: fysische analysemethoden (Prof. dr P. van der Leeden)

1967 -2005 Diverse functies in bedrijfsleven met betrekking tot de ontwikkeling van professionele producten en bedrijfsvoering.

2007 - 2011 Studie filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Tijdens mijn studie in Eindhoven sloten de keuzevakken filosofie, met name van Doorman’s algemene introductie in de hedendaagse wijsbegeerte met een accent op de analytische filosofie, en de lezingen van Luijpen en Kwant bij Thomas Morus betreffende de  existentiële fenomenologie aan bij mijn interesse.  Na mijn pensionering ben ik in Nijmegen filosofie gaan studeren, eerst enkele losse vakken, vervolgens de rest van de reguliere studie, dat wil zeggen met een compacte combinatie van het eerste en tweede jaar voor mensen die al een academische opleiding hebben afgerond. Bij mijn bachelor koos ik met keuzevakken en scriptie  voor wetenschapsfilosofie, naast een aantal keuzevakken op gebied van ethiek. In de masterfase  koos ik voor cognitiefilosofie als hoofdrichting met sociale en politieke wijsbegeerte en geschiedenis van de hedendaagse filosofie als bijvakken. Het duurde even voor ik een onderwerp voor mijn masterthesis vond, maar toen ik in een gesprek vertelde dat ik me interesseerde voor de vraag hoe we in staat zijn nieuwe dingen te bedenken werd ik  geattendeerd  op een relatief nieuwe tak in de filosofie namelijk filosofie van de techniek. Dat was natuurlijk precies de combinatie die aansloot bij mijn interesse en werkervaring aan de ene kant en mijn filosofische basis in de cognitiefilosofie aan de andere kant. Bij verdere verdieping in de literatuur en bij de uitwerking voor mijn masterthesis bleek juist die combinatie van cognitiefilosofie en techniek een min of meer braakliggend terrein. De zwaartepunten in filosofie van de techniek bleken te liggen op het gebied van de ethiek, invloed op de maatschappij, historische ontwikkeling en voor zover ze zich op de analyse van de technische activiteit richten was de analytisch, logische benadering vrij dominant. Bij de cognitieve benadering kwam mijn basis van de fenomenologie weer goed van pas.

Na mijn afstuderen in Nijmegen eind 2011 bleef ik geïnteresseerd om een en ander verder uit te diepen en kreeg daartoe de mogelijkheid door als buitenpromovendus verder te gaan (promotor Marc Slors). Mijn onderzoek richt zich dus op de vraag wat zijn de basis cognitieve capaciteiten die het mogelijk maken nieuwe gebruiksvoorwerpen te ontwikkelen. Deze vraagstelling onderscheidt zich van de oude filosofische hoofdvraag in de kennisleer: hoe kunnen we de werkelijkheid met zekerheid kennen. Daarom moet bij het zoeken naar antwoorden op mijn vraagstelling niet alleen gebruik gemaakt worden van kennistheorie, maar vooral ook  van actietheorie. Het ontwerpen, ontwikkelen van artefacten kan gezien worden als transformaties waarbij de causaliteiten (oorzakelijkheden) zoals Aristoteles ze in algemene zin onderkende, nu beschouwd kunnen worden als “cognitive causaliteiten”. Om een voorbeeld hier te noemen: bij de overgang van de radiobuis naar de ontwikkeling van de transistor zien we een materiaaloorzakelijkheid waarbij in grote lijnen de vorm gelijk bleef en het vacuüm werd vervangen door halfgeleidermateriaal. Verdere uitdieping van het onderwerp brengt me enerzijds op het terrein van de archeologie en anderzijds op het gebied van de neurowetenschappen.  Daarbij blijken bij veel deelprocessen onbewuste elementen een rol te spelen. Ik kan dus nog wel even vooruit.

Mijn masterscriptie geeft voor belangstellende een goed beeld van de aanpak die ik volg, deze is te vinden via: On Artifact Design

 

Filosofietuin        van Hans Tromp
Home